Een cliënt komt naar mijn praktijk. Ze heeft eerder in haar leven een afslag genomen om in de kinderopvang te gaan werken. En nu weet ze het even niet meer. Ze vindt het werk nog wel leuk, maar toch borrelt er iets. Iets waarvan ze niet precies weet wat het is. “Wat is je droom?” vraag ik. “Eh”, het valt even stil, “ik heb geen droom, want wat ik wil is niet haalbaar. Ik heb nu een vast salaris, zekerheid, deze baan is goed te combineren met mijn kinderen en…en…”
Ik onderbreek haar en vraag opnieuw: “wat is je droom?”
De tranen komen. “Het was ooit mijn droom om logopedist te worden”. Mijn client vertelt dat ze vroeger kampte met stotteren en dat ze door logopedie daar vanaf is gekomen. “Het lijkt mij zo fantastisch om echt het verschil te kunnen maken in het leven van de ander”. ”Waarom doe je dat werk nog niet?” “Omdat ik dan een opleiding moet volgen en een baan moet zoeken, ze zitten vast niet te wachten op iemand van 40”. Het gesprek vult zich met apen en beren op de weg.
“Zou het kunnen dat de wereld wél zit te wachten op iemand zoals jij? Iemand die met haar ervaring andere mensen juist goed kan helpen?” Ze kijkt mij verbaasd aan en zegt dat dat nooit bij haar is opgekomen. Het is in haar hoofd geen optie dat ze van waarde zou kunnen zijn. Ze denkt altijd vanuit de negatieve benadering. Best bijzonder eigenlijk. Als je in de winkel een pot verf moet kiezen ga je toch ook voor degene die je het liefste wilt? Het mooiste vindt? Hoe anders kan het zijn als je iets wilt kiezen wat je het liefste doet en wat je het leukst vindt. Dan tover je zomaar een grote lijst bezwaren en negatieve eigenschappen van jezelf uit de hoge hoed.
Zo zitten er veel mensen niet op de plek waar ze ‘horen’ te zitten, blijft er veel potentieel liggen en doen we de maatschappij daar eigenlijk mee tekort. Als ik mijn cliënt vraag wat ze meeneemt uit het gesprek zegt ze met een grote glimlach: “ik heb geen excuus meer”.